Heeft u uw
financiële zaken
op orde?

Lees de checklist

Intermedis A & A

Concurrentiebeding gaat wringen

Geplaatst op: 29-09-2019, 12:45:18

Het concurrentiebeding leidt in deze krappe arbeidsmarkt vaker tot rechtszaken tussen werkgever en ex-werknemer. Is het tijd voor meer regelgeving rond deze bepalingen?

Kamerleden van de PvdA, D66 en de SP vinden in ieder geval van wel. Zij vragen aan minister Koolmees van Sociale Zaken uit te zoeken hoe vaak een concurrentiebeding tot problemen leidt, en of er geen financiële vergoeding tegenover zou moeten staan, zoals in andere landen vaak gebruikelijk is.

Het concurrentiebeding wordt steeds vaker gebruikt om werknemers vast te houden, óf om hen een flinke boete te laten betalen, ziet Pascal Besselink van juridisch dienstverlener DAS.

Rechtsgeldig

Een concurrentiebeding is zo getekend en vaak maakt het standaard onderdeel uit van een arbeidscontract. „Als de werknemer meerderjarig is is en het beding is schriftelijk vastgelegd, is het rechtsgeldig”, legt arbeidsrechtjurist Besselink uit.

Dit leidt regelmatig voor problemen. Zo kwam Jaap er achter dat het beding zelfs geldt als je in je proeftijd besluit te vertrekken. Na minder dan drie weken voor een groothandel te hebben gewerkt, merkte hij dat het bedrijf niet bij hem paste.

De kater was groot toen zijn werkgever hem aan zijn concurrentiebeding wilde houden en €15.000 boete opeiste toen hij een andere baan vond. Het kwam tot twee juridische procedures, voordat Jaap ruim twee jaar later kon schikken met zijn ex-werkgever. Als hij geen aanspraak zou maken op het salaris over de proeftijd, verviel de boete.

Ook Leon kwam van een koude kermis thuis. Hij kon niet doorgroeien bij zijn bedrijf, dus wilde hij voor zichzelf beginnen. Aanvankelijk leek zijn werkgever dat te steunen, hij zou er zelfs twee dagen als zzp’er aan de bak kunnen.

Maar een week nadat Leon zich inschreef bij de Kamer van Koophandel lag een boete van €20.000 op de mat, wegens schending van het concurrentiebeding. Bijna anderhalf jaar verder is de boete die zijn oude werkgever vordert, opgelopen tot €150.000. Hij heeft in die tijd geen werkzaamheden kunnen doen als zelfstandige. „Nadat mijn oude werkgever zag dat hij mij niet meer kon houden heeft hij er alles aan gedaan om mij kapot te maken”, meldt Leon verbitterd. „Het stoort mij enorm dat rechters dit serieus nemen.”

Ook Ingmar kwam op pijnlijke wijze achter de macht van het concurrentiebeding. Na zijn studie liep de 25-jarige stage bij een technisch detacheerder, waarna hij er drie maanden in dienst ging. Toen hij bij een ander bedrijf een traineeship wilde volgen, werd hij achtervolgd door advocaten die hoge boetes eisten.

Naïef vertrouwen

In een kort geding verlaagde de rechter de boete van €24.000 naar €7500 en de periode van 1 jaar naar 3 maanden. Toch raakte Ingmar zijn nieuwe baan kwijt. De oude werkgever dreigt nu met het starten van een bodemprocedure. Omdat het laatste salaris van Ingmar ook is ingehouden, zegt hij zo’n €15.000 aan kosten te hebben, omdat hij in ’goed, naïef vertrouwen’ een concurrentiebeding tekende.

De kantonrechter in Almere deed deze week een veelzeggende uitspraak over het concurrentiebeding. ’Het is bedoeld om het bedrijfsdebiet van de werkgever - de opgebouwde knowhow en goodwill - te beschermen. Het beding is niet bedoeld om werknemers te binden, of om te bewerkstelligen dat een werknemer pas na betaling van een vergoeding kan vertrekken.’

Aanpassing van de regelgeving of door bijvoorbeeld een financiële consequentie aan een beding te verbinden kan veel problemen voorkomen, denkt Besselink. „Als jij een werknemer bijvoorbeeld nog een jaar lang aan zijn beding wil houden, is het niet onlogisch om daar 10 tot 30% van zijn salaris tegenover te stellen, wat hij of zij dan kan aanvullen met WW”, suggereert hij.

„Een financiële consequentie zorgt ervoor dat werkgevers er beter over nadenken of ze zo’n beding willen opnemen. Bedrijven die echt iets te verliezen hebben omdat een werknemer met essentiële kennis naar de concurrent gaat, zullen dat wel willen doen.”

Bron: bijdrage van Marlou Visser van 29 september 2019 op www.dft.nl

Ga terug naar de vorige pagina