Heeft u uw
financiële zaken
op orde?

Lees de checklist

Intermedis A & A

Controlebevoegdheden van de Belastingdienst

Geplaatst op: 26-07-2022, 10:36:21

Het opsporen van fiscale misdrijven is relatief moeilijk. Zo zal de Belastingdienst iemand niet snel op heterdaad kunnen betrappen. Een strikte controle van de belastingregels is echter noodzakelijk om het maatschappelijke draagvlak voor de belastingheffing in stand te houden. Welke controlebevoegdheden heeft de Belastingdienst daarbij?

Om een controle uit te voeren heeft de Belastingdienst achtergrondinformatie nodig over uw aangifte. De fiscus heeft dan ook verschillende controlebevoegdheden om deze informatie boven tafel te krijgen.

Inzage in uw administratie

Om te kunnen controleren of uw aangiften juist en tijdig zijn gedaan, is het natuurlijk noodzakelijk dat u inzage verschaft in uw administratie en andere van belang zijnde stukken (informatieplicht).

In de belastingwet is daarom onder meer een informatieverplichting opgenomen. Iedereen is gehouden om aan de inspecteur desgevraagd gegevens en inlichtingen te verstrekken over feiten die van belang kunnen zijn voor de belastingheffing. Deze verplichting tot verstrekking van gegevens aan de fiscus is zeer ruim.

Gegevens beschikbaar stellen

Van een ‘belang’ is al zeer snel sprake: u moet gegevens verstrekken zodra ze redelijkerwijs betrekking kunnen hebben op de Nederlandse belastingheffing van de betrokken belastingplichtige. Wel is het belangrijk dat de informatieverplichting alleen ziet op feiten: beschouwingen over de wijze waarop feiten juridisch of fiscaal zijn aan te merken doen voor een inspecteur niet ter zake.

Desgevraagd moet u boeken, bescheiden en andere gegevensdragers ter raadpleging beschikbaar stellen aan de inspecteur. Van deze informatie mag de inspecteur kopieën maken. Dit geldt onder omstandigheden ook voor vennootschappen en personen die deels in het buitenland zijn gevestigd.

De fiscus verlangt dat u de informatie schriftelijk aanlevert

Duidelijk, stellig en zonder voorbehoud

De fiscus stelt ook eisen aan het aanleveren van gegevens. U moet de gegevens en inlichtingen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud aan de inspecteur verstrekken. In de wet staat dat dit mondeling, schriftelijk of op een andere wijze kan gebeuren. In het algemeen verlangt de fiscus echter dat u de (feitelijke) informatie schriftelijk aanlevert. Dit is de regel naar aanleiding van een vragenbrief.

Als u de aan de aangiften ten grondslag liggende stukken niet bewaart, kan de Belastingdienst geen controle uitvoeren. Daarom geldt ook een administratieplicht. Deze verplichting geldt onder andere voor alle lichamen (zoals een bv, nv, vereniging en stichting) en degenen die een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefenen of op een andere manier inhoudingsplichtig zijn.

Administratie zeven jaar bewaren

De ‘administratieplichtigen’ moeten een zodanige administratie voeren dat daaruit altijd de rechten en verplichtingen met betrekking tot de belastingheffing blijken. Daarnaast moeten uit deze administratie altijd de voor de belastingheffing van belang zijnde gegevens blijken.

U moet deze administratie zeven jaar bewaren (tien jaar voor onroerende zaken en rechten hierop). Een eventuele controle van de administratie moet altijd binnen een redelijke termijn mogelijk zijn. U moet dan ook inzicht kunnen geven in de opzet en werking van de administratie aan de Belastingdienst.

Het niet nakomen van de informatie- en administratieverplichting is strafbaar

Informatie verstrekken over derden

U moet als administratieplichtige dus informatie verschaffen over de heffing van belastingen waarvoor u inhoudingsplichtig bent. Daarnaast kan de fiscus u vragen om in het kader van een zogenoemd ‘derdenonderzoek’ informatie te verstrekken over de belastingheffing van derden.

Om te controleren of geen fraude is gepleegd, wordt bijvoorbeeld nog wel eens gecontroleerd of de factuur op basis waarvan de verstrekkende partij BTW in aftrek heeft gebracht, ook bekend is bij de afnemer die de BTW heeft moeten afdragen. Het niet nakomen van de informatie- en administratieverplichting is strafbaar.

Inperking van informatieverplichting

De informatieverplichting kan ingeperkt worden door de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, evenredigheidsbeginsel en het verbod op misbruik van bevoegdheden). Voor de belastingrechter is echter maar een marginale toetsing mogelijk.

Een andere inperking is te herleiden uit de algemene beginselen van behoorlijk procesrecht. Zo is het doen van een informatieverzoek terwijl een zaak al in de beroepsfase bij de belastingrechter loopt uit den boze.

Op het moment dat u vindt dat u niet hoeft te voldoen aan de informatie- of administratieplicht, kan de inspecteur een informatiebeschikking opleggen. Tegen deze beschikking kunt u bezwaar en beroep aantekenen.

De informatieverplichting mag het beroepsgeheim niet doorkruisen

Beroepsgeheim en verschoningsrecht

Voor bepaalde beroepsbeoefenaren is het noodzakelijk dat mensen volledig open kunnen zijn. Naast een arts, hebben ook bekleders van een geestelijk ambt, notarissen, advocaten en apothekers een beroepsgeheim en dus verschoningsrecht.

Ondanks de nodige discussie hierover, zijn belastingadviseurs en accountants geen verschoningsgerechtigden. De informatieverplichting mag het beroepsgeheim niet doorkruisen. Op het moment dat een advocaat informatie moet verstrekken die onder het beroepsgeheim valt, mag hij weigeren om aan de informatieplicht te voldoen.

In de regel is de beroepsbeoefenaar hiertoe zelfs ook verplicht. In de wet is daarom opgenomen dat geheimhouders het verstrekken van informatie voor de belastingheffing van derden zonder consequenties kunnen weigeren. Over de vraag wat onder een beroepsgeheim valt, bestaat nog weleens discussie.

Vertrouwelijke en minder vertrouwelijke informatie

Als de informatie van de derde is verkregen uit hoofde van uw stand, ambt of beroep, hoeft u deze informatie niet te verstrekken. Hierbij hoeft u geen onderscheid te maken tussen vertrouwelijke of minder vertrouwelijke informatie. Het is in principe aan de geheimhouder zelf om te bepalen of informatie die aan hem is toevertrouwd een beperking in het verschoningsrecht van de betreffende geheimhouder rechtvaardigt.

Op het moment dat de geheimhouder zelf onderwerp van onderzoek is of op het moment dat informatie over een derde niet uit hoofde van het bijzondere beroep is verkregen, geldt deze beperking niet. Advocaten en notarissen die zich ook bezighouden met het geven van fiscale adviezen, moeten dus een strikt onderscheid aanhouden met betrekking tot deze werkzaamheden.

Niemand hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling

Verbod op zelfincriminatie

Het nemo-teneturbeginsel (het verbod op zelfincriminatie) zorgt voor een verdere inperking van de informatieplicht. Dit beginsel speelt een rol zodra de strafvervolging is aangevangen en houdt in dat niemand hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Samen met het zwijgrecht moet dit beginsel zorgen voor een eerlijk proces.

Dit verbod op zelfincriminatie kan echter haaks staan op de informatieverplichting. Het dwingen om informatie te verstrekken, die ook kan worden gebruikt om strafvervolging of een boete mee te onderbouwen, botst natuurlijk met het nemo-teneturbeginsel. Zodra de beroepsfase eenmaal van start is gegaan, geldt de informatieverplichting echter niet meer. Er is wel wat discussie over dit beginsel. Meer leest u in onderstaand kader.

Discussie over nemo-teneturbeginsel door verschillende opvattingen Hoge Raad en EHRM

In de literatuur is veel discussie over de uitleg van het nemo- teneturbeginsel in de uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De advocatuur stelt geregeld dat de interpretatie van de Hoge Raad niet ‘EHRM-proof’ is. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het houden van een controle die ook ziet op zaken die onderwerp uitmaken van een strafrechtelijke procedure is toegestaan. Voorwaarde is wel dat de controlerende instanties de verdedigingsrechten moeten respecteren. Met betrekking tot de invulling van deze verdedigingsrechten en dan met name de invulling van het nemo-teneturbeginsel staat het vast dat verklaringen die zijn afgedwongen in het kader van de informatieverplichting, niet ten grondslag mogen liggen aan een boeteoplegging.

Wilsafhankelijk

Het onder druk afdragen van bankgegevens mag de fiscus volgens de Hoge Raad wel gebruiken als grondslag voor boeteoplegging of strafvervolging. Ook belastende bankafschriften zijn in de nationale visie namelijk wilsonafhankelijk.

Daarom worden deze volgens de Nederlandse interpretatie niet beschermd door het nemo-teneturbeginsel en kunnen dus zelfs worden gevorderd. Bij wilsafhankelijk materiaal ligt dat anders. In de interpretatie van de Hoge Raad zijn dat eigenlijk uitsluitend eigen verklaringen. Mocht dergelijk materiaal toch ten grondslag komen te liggen aan een boete- of strafprocedure, dan moet de boete- of strafrechter beslissen over de gevolgen. Het materiaal is immers voorbehouden voor het onderbouwen van de belastingheffing.

Het EHRM stelt echter dat de informatieverplichting na een ‘criminal charge’ in strijd is met het verbod op zelfincriminatie. De Hoge Raad denkt daar dus anders over en maakt een onderscheid tussen wilsafhankelijk en wilsonafhankelijk materiaal.

Bron: verdiepingsartikel op www.rendement.nl van 11 juli 2022

Ga terug naar de vorige pagina